Verwondering en bewondering
Groot was de kop van de Toren van
Twenterand vorige week: “Hier zorgt men voor de naaste”. Een citaat van de
vertrekkende waarnemend burgemeester. Deze kop zette mij aan het denken.
Een keer in de zoveel tijd wordt
mij gevraagd wat het grootste verschil is tussen het wonen in een ‘stad’ en een
dorp als Vriezenveen. Deze vraag vind ik lastig te beantwoorden. Het is
namelijk een gevoel en niet een vaststaand feit wat ik even op kan noemen. Wat
ik wel zou kunnen zeggen en wat ik ook zou menen is: “Hier zorgt men voor de
naaste.”
Zoals ik al in een eerdere column
schreef, ben ik ook altijd weer blij om terug te zijn in ‘mijn’ Emmen. De
plaats waar ik ben geboren en getogen. Ik vroeg mij deze week af of ze daar net
zo zorgen voor hun naaste als hier. De mensen om mij heen doen dat zeker. Zou
het dan in andere delen van Nederland anders zijn? Zou daar op de voorpagina
ook staan “Hier zorgt men voor de naaste”?
Een tweede vraag die mensen mij
eens in de zoveel tijd vragen, is waar ik het meest aan heb moeten wennen sinds
ik hier woon. Ik woon hier inmiddels drie jaar en u zou denken dat ik dat nu
wel moet kunnen benoemen, maar niks is minder waar. De zorg voor de naaste heb
ik vanaf het begin heel mooi gevonden. Er hoeft maar te worden gebeld en er kan
altijd wel iemand komen helpen. Dit is een hele andere mentaliteit dan de
‘druk-druk-druk-mentaliteit’. Is dat iets van hier of is dat van de mensen die
ik om mij heen heb?
“Hier zorgt men voor de naaste”.
Eigenlijk bijzonder dat dit een citaat is die uit een interview wordt gekozen.
Zou dit niet vanzelfsprekend moeten zijn?
Reacties
Een reactie posten